een kleine ironman
Met 200 750m in de plas
Lopen op het water. Marco en Zita hebben er ooit een nummer over geschreven, Jezus heeft het zelfs gewoon gedààn. Ik wou dat ik het ook kon. Al was het maar voor één dag. Een zondag bijvoorbeeld. Want zwemmen, dat zou oorlog worden hadden de kenners me beloofd. Ik zou de bodem van het meer van Rotselaar leren kennen, het risico dat ik één of beide voeten zou kwijtspelen was niet gering, enzenz Leek me ook logisch: met 200 samen dat meer in, richting diezelfde ene boei, dat moest en zou problemen geven
De vrouwen starten vijf minuten voor de mannen. Hun groep is beperkt in aantal, het moet zalig zijn om in alle vrijheid de boeien te kunnen ronden. Daarna is het onze beurt. Sommigen staan al tot aan hun kin in het water, hevige baasjes. Maar ik geef toe: ook bij mij stroomt de adrenaline door m’n wetsuit. Wat die wetsuit betreft trouwens: het zou me zo’n vijf seconden tijdswinst per 100 meter moeten opleveren. Zo horen we ‘t graag. Bon, genoeg gepraat, de vijf minuten zijn voor bij en weg zijn we. Iedereen met een oranje badmuts op het hoofd, het lijkt wel alsof de organisatoren het gebeuren een beetje Reevax wilden kleuren
Ik geef er onmiddellijk een stevige lap op. Iets tè stevig zo blijkt al snel. Dit tempo ben ik niet gewoon, na honderd meter lig ik als een zeehond naar adem te happen. Gevaarlijk denk ik bij mezelf, in het midden van zo’n meer. Maar ik heb genoeg getraind om niet te verzuipen. Niet hier en nu. Kan niet, mag niet. Ik pas m’n ritme aan, één van m’n betere ideeën de laatste tijd. Ik hou m’n techniek in de gaten en zwem m’n eigen tempo. Heel even verlies ik m’n evenwicht omdat één of andere clown m’n voet vastgrijpt. Ik geef hem met m’n ander exemplaar de djoef van de week. Eens ik m’n ritme weer gevonden heb gaat alles goed, nu alleen nog de juiste richting in de gaten houden. Intieme contacten met een paar andere zeehonden zijn natuurlijk niet helemaal uit te sluiten, vraag is wiens schuld dat is
Het laatste stuk richting surfstrand is een makkie. Ik waggel het water uit en zie op de klok dat er al 18 minuten verstreken zijn. Een beetje ontgoochelend, ik had toch gehoopt na een kwartier uit het water te zijn. Later blijkt dat de klok gestart is bij de start van de vrouwen, en dat ik al na 13 minuten klaar was met zwemmen, zon ongeveer als 60e . Klinkt al een stuk beter.
27 kilometer en 60 gestripte zeehonden voor me
Ik word er helemaal gek van. Hallucinant hoe ik lig te klungelen om in m’n fietsschoenen te geraken. Ik had het nochtans gezien bij de echten: de schoenen vastklikken in de pedalen en met een rekkertje of koordje de pedalen min of meer op z’n plaats houden. Netjes en snel. Yeah right. Je moet die schoenen dan wel vastmaken zodat ze 1. niet over de grond slepen en 2. horizontaal blijven zodat je ze makkelijk al rijdend kan aantrekken. En dus nièt de legendes uit de triatlonsport proberen te imiteren met een simpel koordje. Het ding breekt al nog voor ik goed en wel uit de wisselzone ben, ik zal dus nog een goeie 100 meter moeten lopen met m’n voorwiel hoog in de lucht, om te vermijden dat ik m’n schoenen voltank met zand made in Rotselaar. Die schoenen draaien intussen wild en vooral ongevraagd rondjes aan de pedalen, wat ons bij probleem nr. 2 brengt. U moet het eens proberen, blootvoets op een fiets springen met de schoenen onderaan de pedalen bengelend, en dan de dingen aantrekken. Niet vanzelfsprekend. En goed voor een ronduit belachelijk zicht èn minstens een volle minuut tijdverlies.
Eens op de fiets voel ik me al snel een stuk beter. Het gaat nu richting Demerdijk, en dan met racketsnelheid richting Aarschot. Ik heb me voorgenomen om de eerste kilometers niet al te hard te vlammen. Ook daarvoor hebben de experts me gewaarschuwd: je kan jezelf makkelijk opblazen op dat relatief korte stuk richting Aarschot, terwijl het zwaarste deel van het parcours dan nog moet komen. Ik hou het dan ook bij een respectabele 38- 39 km per uur, wat meer dan genoeg is om aan een inhaalrace te beginnen.
Het fietsen blijft ook vlot gaan, zoals verwacht: dit zou m’n sterkste onderdeel moeten zijn. We komen een eerste keer voorbij De Knoet, waar intussen al een pak volk geniet van het zonnetje. Het geeft een mens vleugels op weg naar de Brakepoort. Dat is de eerste lange klim, die eigenlijk al begint op de Grote Markt. Halfweg de klim zie en hoor ik Pepe voor het eerst, hij zorgt helaas – weer voor fotomateriaal en gelukkig voor de aanmoedigingen. Enkele concurrenten liggen voor het oprapen, dat doen we uiteraard met veel plezier en leedvermaak. Eens boven gaat het richting Bergvijver met een echte rotvaart. De teller gaat zelfs even over de 60 km per uur. In Rillaar draaien we terug richting Aarschot, met een lange en wat mij betreft ellendige klim langs de Rillaarsebaan. Gelukkig kom ik opnieuw enkele lijken tegen, voor sommigen is zelfs die 27 kilometer veel en veel te lang. Eens op de top hebben we het ergste gehad, nog vijf kilometer vlammen nu richting Aarschot centrum. En ook een beetje doseren en recupereren uiteraard, met het oog op wat nog komen moet. De Brakepoort loopt dit keer plotseling bergaf (stel je voor), beneden geraak ik maar net op tijd gestopt voor de scherpe bocht naar links.
In geen tijd ben ik bij de wisselzone, ik haal m’n voeten nog tijdens het rijden uit m’n schoenen, dit keer verloopt alles wonderwel. En ik heb toch het gevoel dat ik nogal wat plaatsen heb goedgemaakt Snel de loopschoenen aan, een busje Permormance Energizer Plus, en ik ben klaar voor vijf kilometer lopen op wat het zwaarste parcours in Belgisch triatlonland moet zijn.
5 km sterven, op naar de verrijzenis (en plaats 24)
De overgang naar dat lopen voelt vreemd aan. Alsof er uberhaupt geen benen onder m’n lijf hangen. Niet te veel nadenken dus (dat moet wel lukken), en gewoon gaan. Enfin, lopen. Ik kom weer wat volk tegen, er zit duidelijk nog wat in. Het gaat opnieuw langs de Grote Markt, en daarna de Nieuwstraat in. En wat daarna volgt is niet proper om zien. Een helling van om en bij de 20 %, met veel stervende mensen. Dat doe ik aan de Knoet wel, denk ik bij mezelf, maar tegelijkertijd doseer ik voldoende om bovenaan niet stokstijfsteendood te vallen. Want jawel, meteen na de afdaling gaat het weer bergop, dit keer richting Orleanstoren. Intussen doen de aanmoedigingen onderweg veel deugd. Van nonkel Georges, van Billy, en natuurlijk van ploegmakker Pepe. Hij zorgt voor persoonlijke begeleiding tot aan de aankomst, en zoals gezegd voor de foto’s. Sommige daarvan zijn vatbaar voor publicatie, andere niet. En neen, daar wordt niet over onderhandeld.
Na Orleanstoren gaat het alleen nog bergaf, en kom ik pas echt goed in m’n ritme. Ik raap nog wat waggelende medemensen op, het voordeel van zo’n druk bezette triatlon is dat de concurrenten lopende mikpunten blijven. Twee exemplaren blijven op de voorgrond, zij lopen te snel. Van Pepe krijg ik intussen te horen dat ik niet slecht hang, wat een mens nog wat meer dash geeft natuurlijk. Nog een goeie kilometer alles uit de kast, en de miserie zit erop. De laatste twee bochten aan de Knoet neem ik met veel plezier, de aanmoedigingen doen nog meer deugd. Uiteindelijk kom ik na een goeie 1u24′ over de streep als 24 e op een goeie 170 deelnemers. Thierry Verbinnen, de winnaar, heeft 14 minuten minder nodig. Straffe kadee. Lijkt Jezus wel.
Dit was zo’n beetje waar ik stiekem had op gehoopt. Een plaats bij de eerste dertig, als het even kon richting twintig. Na deze kennismaking weet ik dat dat er misschien wel in zit. Volgend jaar, met een iets betere voorbereiding, een wat betere zwempartij en minder geklungel op de fiets. Wat er ook van komt, dit was een schitterende ervaring. Een prima organisatie ook van de Aarschotse triatlonclub. En met dank aan Chris, Karl en Steve, de Aarschotse zwembadboys, voor de assistentie. Cu next year !
Schokke
Wedstrijd Info
Afstand: 750 m zwemmen / 25 km fietsen / 5 km lopen
Hoogteverschil: ? hm